Opleiding van werknemers: vrijstelling van bedrijfsvoorheffing
Vanaf 1 januari 2021 kunnen bedrijven die meer inzetten op opleiding dan wettelijk voorzien subsidies krijgen in de vorm van vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing ten belope van 11,75% op een geplafonneerd loon van 3500 euro.
Doel van de maatregel
Levenslang leren is belangrijk en de arbeidsmarkt is gebaat bij goed opgeleide werknemers. Onze economie wordt gekenmerkt door een hoge productiviteit en een sterke kennis bij onze werknemers. Dat is ons unique selling proposition. Om deze situatie te behouden én te versterken, wil de regering werkgevers aanzetten om méér opleidingen voor hun werknemers te voorzien en dan in het bijzonder bij bedrijven die vandaag weinig of geen opleidingen aanbieden. Investeren in de vorming van de werknemers zorgt er immers voor dat ze flexibeler en competitiever zijn op de arbeidsmarkt, wat in de huidige situatie een must is!
Alle werkgevers uit de privésector komen in aanmerking voor deze maatregel, met specifieke accenten voor kmo's.
Welke opleidingen komen in aanmerking?
Zowel de formele opleidingen als de informele opleidingen worden dus bedoeld.
De volgende opleidingen komen niet in aanmerking:
- opleidingen die reeds verplicht zijn gesteld door een wettelijke of reglementaire bepaling of door een cao of enige andere gelijkaardige bepaling o.a.:
- verplichte opleidingen voor de toegang tot of het behoud van een beroep (bv. voortgezette opleiding voor stagiair notaris), of
- verplichte opleidingen inzake veiligheid (bv. verplichting tot opleiding inzake asbest, zoals bedoeld in artikel VI.3-37 van de Codex over het welzijn op het werk);
- opleidingen die in aanmerking komen voor de berekening van de naleving van een wettelijke opleidingsverplichting. Zo kunnen opleidingen die in aanmerking komen voor de berekening van de interprofessionele doelstelling van gemiddeld 5 dagen opleiding per voltijds equivalent per jaar, zoals bedoeld in artikel 11 van de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk, niet in aanmerking worden genomen.
Berekening van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing
Voor de berekening van de vrijstelling wordt de belastbare bezoldiging met uitsluitsel van het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen genomen, met een maximum van 3500 euro voor een voltijdse werknemer met minstens 6 maanden anciënniteit. Het maximumbedrag van 3500 euro wordt verminderd naar verhouding tot de op de betrokken werknemer van toepassing zijnde arbeidsregeling.
Aantal dagen en binnen welke tijdspanne
Het gaat om werknemers die een of meerdere in aanmerking komende opleidingsdagen hebben gevolgd, voor een minimale duurtijd van 10 dagen, berekend op een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen. De minimale duurtijd van 10 dagen is van toepassing op een werknemer die voltijds wordt tewerkgesteld. In geval van een regeling van verminderde arbeid, moet deze periode van 10 dagen in dezelfde verhouding worden verminderd.
Aangezien de normale arbeidsregeling 38 werkuren bedraagt over een periode van 5 dagen, wordt één dag opleiding geacht overeen te komen met 7u36, zijnde 7,6 opleidingsuren. Deze omrekening zorgt ervoor dat ook opleidingen die 's avonds plaatsvinden, of opleidingen die slechts enkele uren duren, in aanmerking kunnen komen.
Het gaat om effectieve dagen waarop opleiding wordt gevolgd en dit kan zowel om werkdagen als om verlofdagen gaan.
Bij ploegenarbeid of nachtarbeid waarbij een ploegenpremie wordt toegekend, wordt de ononderbroken periode van 30 naar 60 kalenderdagen opgetrokken. Voor kmo's wordt dan weer het minimaal aantal dagen verlaagd naar 5 dagen over een periode van 75 kalenderdagen.